SV | Toen nam Manoach een geitenbokje, en het spijsoffer, en offerde het op den rotssteen, den HEERE. En Hij handelde wonderlijk in [Zijn] doen; en Manoach en zijn huisvrouw zagen toe. |
WLC | וַיִּקַּ֨ח מָנֹ֜וחַ אֶת־גְּדִ֤י הָעִזִּים֙ וְאֶת־הַמִּנְחָ֔ה וַיַּ֥עַל עַל־הַצּ֖וּר לַֽיהוָ֑ה וּמַפְלִ֣א לַעֲשֹׂ֔ות וּמָנֹ֥וחַ וְאִשְׁתֹּ֖ו רֹאִֽים׃ |
Trans. | wayyiqqaḥ mānwōḥa ’eṯ-gəḏî hā‘izzîm wə’eṯ-hamminəḥâ wayya‘al ‘al-haṣṣûr laJHWH ûmafəli’ la‘ăśwōṯ ûmānwōḥa wə’išətwō rō’îm: |
Toen nam Manoach een geitenbokje, en het spijsoffer, en offerde het op den rotssteen, den HEERE. En Hij handelde wonderlijk in [Zijn] doen; en Manoach en zijn huisvrouw zagen toe.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen nam Manoach een geitenbokje, en het spijsoffer, en offerde het op den rotssteen, den HEERE. En Hij handelde wonderlijk in [Zijn] doen; en Manoach en zijn huisvrouw zagen toe.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!